ANALYSE – Griekenland heeft in de eurocrisis bakken kritiek over zich heen gekregen: uiteenlopend van verwijten over gesjoemel met economische cijfers en systematische belastingontduiking, tot een structureel gebrek aan concurrentiekracht.

Hoewel de kritiek op Griekenland in veel gevallen terecht is, kun je moeilijk vol houden dat er onder druk van de Europese Commissie en het IMF niets gebeurt. De interim-regering van technocraat Lucas Papademos ging eerder dit jaar akkoord met draconische bezuinigingen.

Die impliceren onder meer dat de lonen in het Griekse bedrijfsleven tussen 2012 en 2014 met 15 procent omlaag gaan – terwijl in Nederland de cao-lonen in april met 1,8 procent stijgen.

Veel Grieken lijden en het is dus niet verwonderlijk dat bij de verkiezingen van afgelopen zondag extreem linkse en rechtse partijen wonnen, omdat die niets moeten hebben van rigide bezuinigingen. De komende weken moeten duidelijk maken wat dit betekent voor de Griekse wil om, in ruil voor miljardensteun, afspraken over bezuinigingen en hervormingen na te komen.

Wat gelijk ook weer een test is voor het Griekse lidmaatschap van de eurozone.

Minder bezuinigen

Maar de roep om te teugels wat meer te laten vieren, klinkt ook elders in Europa. De nieuwe Franse president François Hollande maakt zich sterk voor een Europese 'groei'-strategie en afgelopen weekend liet ook eurocommissaris Olli Rehn zich hierover uit.

Deze nieuwe wind zal in de aanloop naar de Nederlandse verkiezingen van 12 september ook hier het debat bepalen. Hamvraag is of Nederland zich strict moet houden aan de opgave om het begrotingstekort in 2013 tot drie procent van het bruto binnenlands product terug te brengen.

Eind deze maand komt eurocommissaris Rehn met een beoordeling van het akkoord dat de Kunduz-coalitie van VVD, CDA, D66, GroenLinks en ChristenUnie eind april in elkaar draaide. Dan moet blijken or Rehn's
stelling
dat fiscale consolidatie op een "groei bevorderende" en "gedifferentieerde" manier moet plaats vinden, ook op Nederland van toepassing is. Dat zou koren op de molen zijn van PvdA, PVV en SP.

Nederland geen Griekenland

Toch is het misleidend om de situatie in Zuid-Europa te gebruiken om ook in Nederland terug te deinzen voor een mix van platte ingrepen (nullijn ambtenaren, verhoging btw, hogere inkomstenbelasting) en hervormingen voor de langere termijn (woningmarkt, pensioenleeftijd, ontslagrecht). Want is het nu echt zo onredelijk wat daarvoor gevraagd wordt?

Uit de doorrekening van het Centraal Planbureau van het gesneefde Catshuis-overleg is zo ongeveer duidelijk wat de consequenties zijn. Het Catshuispakket resulteerde in een gemiddelde koopkrachtdaling van 2,5 procent in 2013, gevolgd door een plusje van 0,25 procent in 2014.

Het knelpunt in het Catshuisplan zat vooral bij bepaalde groepen 65-plussers met een klein pensioen, mensen met een laag inkomen en uitkeringsgerechtigden die er tegen de vier procent op achteruit dreigden te gaan.

Ook bij het akkoord van de Kunduz-partijen zal het erom spannen of er voor deze groepen enige compensatie kan worden geboden. Maar kijk je naar de hoofdlijn: 2,5 procent koopkracht inleveren in 2013, dan staat dat bijvoorbeeld in geen verhouding tot de loonskorting van 15 procent die Griekse werknemers in twee jaar voor de kiezen krijgen.

Jaren Tachtig Light

Kijk je wat verder terug, dan is de gemiddelde koopkracht in Nederland sinds het midden van de jaren tachtig vrijwel onafgebroken toegenomen, afgezien van enkele serieuze minnen in 2003 (-1,2 procent) en 2005 (-1,7 procent).

Voor een echt langdurige periode van koopkrachtdaling moet je terug naar de crisis van het begin van de jaren tachtig. De data van het Centraal Bureau voor de Statistiek laten dan een reeks van jaren zien met koopkrachtverliezen, uiteenlopend van 2,1 tot 3,8 procent.

Recente koopkrachtcijfers van het Centraal Planbureau laten zien dat we sinds het uitbreken van de kredietcrisis van 2008, wat betreft de koopkracht, een softe herhaling doormaken van de vroege jaren tachtig.

De periode van 2010 tot en met 2013 zou, inclusief een extra bezuinigingspakket, opnieuw vier achtereenvolgende jaren van koopkrachtverlies laten zien. Maar een gemiddeld koopkrachtverlies van 2,5 procent in 2013, zou nog altijd een derde schelen vergeleken met de grote klap van 1981.

De test wordt dus of Nederland het incasseringsvermogen heeft om een milde variant van de jaren tachtig te doorstaan. Het zou treurig zijn als dat niet het geval is.